Slagwerk
In de slagwerkklas leer je meerdere slaginstrumenten kennen en bespelen.
Kleine trom
De kleine trom wordt bespeeld met houten stokjes die naar het uiteinde toe smaller worden.
De kleine trom is bespannen met twee vellen. Tegen het onderste vel liggen snaren die meetrillen als op het bovenste vel geslagen wordt. Zo klinkt de trom scherp. De snaren kunnen ook uitgeschakeld worden via een hendeltje. Dan klinkt de trom dof.
Een typisch geluid voor de kleine trom is het roffelen, dat je bijvoorbeeld hoort bij héél spannende momenten in een circusact.
Drumstel
Een drumstel is samengesteld uit verschillende onderdelen: kleine trom, basdrum, toms, verschillende cymbalen, …
Al deze instrumenten samen vormen het drumstel: dat wordt bespeeld door één speler.
Sommige instrumenten worden met de voet bespeeld door middel van een voetpedaal, andere met stokken. Een drumstel kan erg uitgebreid worden.
Enkele woordjes uitleg bij de verschillende onderdelen:
De kleine trom of ‘snaredrum’ staat tussen je benen, op zo’n hoogte dat telkens wanneer de stok op het vel komt, deze stok horizontaal ligt.
De bassdrum wordt met de rechtervoet bespeeld: ofwel met de hiel of met de voet voortdurend op het pedaal.
De twee tomtoms staan bovenaan op het drumstel. Links de kleinste, rechts de grootste.
De floortom staat rechts van je. ‘Floor’ is een Engels woordwoordje voor ‘grond’ of ‘vloer’. Deze tom staat meestal met pootjes op de grond en is de grootste van de tomtom-familie.
De hi-hat staat links en bespeel je met de linkervoet. Als je de hi-hat in een ritme gebruikt, bespeel je ze normaal gesproken met de rechterhand.
Het ride-bekken (cymbaal) staat rechts voor je en wordt voornamelijk gebruikt om het doorlopende ritme te spelen.
Het crash-bekken bespeel je wanneer er een felle klap (ofwel ‘crash’) uitgedeeld moet worden. Een crashbekken staat deze meestal opgesteld tussen de hi-hat en de kleine tomtom. Een crash-bekken is meestal kleiner dan een ride-bekken.
Pauken
Pauken zijn grote ketels (van koper of van kunststof) waarover een vel gespannen wordt. Bij de pauk wordt het geluid voortgebracht doordat de speler slaat op dat gespannen vel.
Er zijn veel soorten paukenstokken: met een vilten of watten kop (soms ook hout, fluweel, katoen, kurk). De diverse maten pauken produceren verschillende toonhoogtes, net zoals melodische instrumenten. Elke pauk kan bovendien verschillende toonhoogtes voortbrengen doordat de speler de spanning van het vel kan veranderen. Dit gebeurt door het indrukken van een voetpedaal. Hoe strakker het vel gespannen wordt, hoe hoger de toon wordt.
Pauken spelen een belangrijke rol in het harmonieorkest, het symfonieorkest en de brassband. Meestal worden er twee pauken gebruikt, maar in veel gevallen drie tot zelfs vijf stuks.
De paukenpartij wordt altijd in de fasleutel genoteerd.
Marimba
De marimba is een slaginstrument dat met 2, 4 of zelfs 6 zachte stokken bespeeld wordt op een liggend klavier van houten klankstaven van verschillende grootte.
Hoe groter de klankstaaf, hoe dieper de toon. Als je op de klankstaven slaat, beginnen deze te trillen en ontstaat er een klank.
Onder elke klankstaaf hangen metalen klankbuizen van verschillende lengte: die klankbuizen zorgen ervoor dat de klank duidelijk hoorbaar weerklinkt.
Je vindt de marimba in allerlei formaten; van een heel grote toonomvang (5 octaven) tot een iets kleinere (4 en 1/3 octaaf).